baten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van baten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		baten			te baten
	toekomend		zullen baten			te zullen baten
voltooid	tegenwoordig		hebben gebaat			te hebben gebaat
	toekomend		gebaat zullen hebben			gebaat te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	batend		gebaat			ev. baat	mv. verouderd baat	bate
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	baat	baat	baat	baat	baat	baten	baten	baten
verleden (o.v.t.)	baatte	baatte	baatte	baatte	baatte	baatten	baatten	baatten
toekomend (o.t.t.t.)	zal baten	zult/zal baten	zult/zal baten	zult baten	zal baten	zullen baten	zullen baten	zullen baten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou baten	zou baten	zou(dt) baten	zoudt baten	zou baten	zouden baten	zouden baten	zouden baten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gebaat	hebt gebaat	hebt/heeft gebaat	hebt gebaat	heeft gebaat	hebben gebaat	hebben gebaat	hebben gebaat
verleden (v.v.t.)	had gebaat	had gebaat	had gebaat	hadt gebaat	had gebaat	hadden gebaat	hadden gebaat	hadden gebaat
toekomend (v.t.t.t.)	zal gebaat hebben	zal/zult gebaat hebben	zult/zal gebaat hebben	zult gebaat hebben	zal gebaat hebben	zullen gebaat hebben	zullen gebaat hebben	zullen gebaat hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gebaat hebben	zou gebaat hebben	zou/zoudt gebaat hebben	zoudt gebaat hebben	zou gebaat hebben	zouden gebaat hebben	zouden gebaat hebben	zouden gebaat hebben