Naar inhoud springen

baten

Uit WikiWoordenboek
  • ba·ten
  • In de betekenis van ‘voordeel brengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
baten
baatte
gebaat
zwak -t volledig

baten

  1. helpen, van nut zijn
    • Wat hij ook probeerde, het baatte allemaal niet. 
    • De chirurg heeft erg zijn best gedaan, maar helaas het mocht niet baten, oma is toch overleden. 
     Vaak genoeg mocht dit niet baten en keerde hij even later op zijn verkleumde schreden terug naar Le Souterrain waar hij de uren aftelde totdat Zaynab klaar was.[2]
  • Baat het niet, dan schaadt het niet
je kunt het ieder geval proberen, want ook al lukt het niet, je gaat er niet op achteruit.
  • Wat baten kaars en bril, als de uil niet zien en wil
het heeft geen zin iemand te helpen die toch niet wil meewerken

debatenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord baat: (boekhouding) het geld dat voor iets ontvangen is of ontvangen moet worden
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]
  • ba·ten
Naar frequentie 13935

baten, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bate
  • ba·ten

baten, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van bate
vervoeging van
batir

baten

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van batir